De discussie in de Eerste Kamer over hogere rente voor studieleningen is beslecht nu minister Van Engelshoven dat voorstel heeft ingetrokken. Nu moet er nog iets gebeuren om studenten van nu de beloofde voordelen te bieden. Het onderwijs zou verbeteren met het geld dat vrijkwam door de afschaffing van de basisbeurs, maar voor zover er extra geld is, verdwijnt dit langzaam maar zeker in de mist van de gecompliceerde financiering van het hoger onderwijs. Intussen klagen hoogleraren en universitair docenten steen en been over de toegenomen werklast, valt te voorspellen dat de inspanningen van studenten in de medezeggenschap hooguit resultaat hebben voor hun opvolgers, en denkt de kwaliteitscontroleur NVAO dat er op zijn vroegst in 2021 resultaat te zien valt.

Zonder geld geen kwaliteit, maar hoe zet je extra geld in om het niveau van het onderwijs te verhogen? Met die vraag worstelen alle hogescholen en universiteiten sinds de Tweede Kamer per 1 september 2015 de basisbeurs afschafte, waarbij de vrijkomende gelden naar ‘kwaliteitsverbetering’ zouden gaan. Toen werden bedragen genoemd van 600 miljoen tot 1 miljard euro per jaar; inmiddels rekent de overheid op een maximale besparing van 550 miljoen, te bereiken in 2024.

“Illustrations of students” by Alexis Moulds is licensed under CC BY-NC-ND 4.0

Bij de verdeling viel de keus niet op de eenvoudigste weg: verhoging van de jaarlijkse bijdrage in de ‘vrije’ lumpsum. In plaats daarvan moet elke instelling een apart plan maken waar de medezeggenschap instemmingsrecht op heeft. De gedachte daarachter: zo houden studenten grip op de besteding van het geld dat zij ingeleverd hebben bij het afschaffen van de basisbeurs.
Missie mislukt, constateerde het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) in december 2018, de medezeggenschap wordt voor het blok gezet om in te stemmen met de plannen van bestuurders. ISO lijkt op het eerste gezicht voorbarig: op de vloer is de discussie nog in volle gang.
“Het college van bestuur is niet blij als wij zeggen dat het geld van studenten is, maar zo zien wij het wel”, zegt Robin de Hoon, dagelijks bestuurder van de fractie Front in de Universiteitsraad Tilburg. Er lijkt weinig ruimte om te manoeuvreren. Naast het instemmingsrecht van de medezeggenschap zijn er nog twee kliffen die het college moet omzeilen: een toets van de accreditatiewaakhond NVAO en de sectorakkoorden uit april 2018.
In Tilburg moet dit jaar 2,8 miljoen euro zijn weg vinden. Na de zomer ging een projectgroep van start met studenten uit de Universiteitsraad, de senior kwaliteitsmedewerker en de bestuurssecretaris. Er volgden twee brede consultatierondes onder de vijf faculteiten. In februari moet de Universiteitsraad het bestedingsplan vaststellen. De studenten hebben echt een verschil gemaakt, zegt Veerle Pieters van de fractie SAM. “Hun ideeën zijn neergezet. Het concept is vanuit het gezichtspunt van studenten opgesteld.”
Belangrijk punt voor de Tilburgse studenten: de student-docentratio moet omlaag. Hoeveel precies? De Hoon: “Een concreet getal daaraan koppelen is moeilijk. Het is een doel en dat gaan we monitoren, met de peildatum 31 december 2017. Tegelijkertijd zullen we de gevolgen van bezuinigingen merken, maar deze middelen mogen niet worden ingezet om dat op te vangen.”
Er ligt in Tilburg nu een set ‘kwaliteitsafspraken’ over investeringen door de faculteiten: meer personeel aannemen met een onderwijstaak, het actieplan voor studentenwelzijn uitvoeren, aan de slag met ‘learning analytics’ en meer oriëntatie op de onderwijsmarkt binnen het curriculum. Wanneer? Er blijkt nog enig geduld nodig. De fractie Front heeft een initiatiefvoorstel ingediend om ervoor te zorgen dat de facultaire medezeggenschap goed en tijdig wordt betrokken bij de besteding van de studievoorschotmiddelen.

Fabeltjes

De kwaliteitsronde in het hoger onderwijs zou al vanaf 2015 worden ingezet. Universiteiten en hbo’s beloofden toen investeringen in kwaliteit à 600 miljoen euro naar voren te halen, zodat ook de eerste studenten zonder basisbeurs iets terug zouden zien voor het ingeleverde geld. Ook over die investeringen heeft de medezeggenschap mee kunnen praten, maar dan via de gebruikelijke route: ze kwamen meestal uit het reguliere budget en de reserves van de instellingen. Over het resultaat lopen de meningen uiteen. De universiteiten en hogescholen vinden dat zij meer geld hebben ingezet dan beloofd, namelijk 860 miljoen euro. De Algemene Rekenkamer ziet bewijs voor 280 miljoen en verwijst 250 miljoen aan opgevoerde bedragen naar fabeltjesland. De 330 miljoen daartussen is onvoldoende gedocumenteerd.
Is dat dan tenminste gebeurd na intensieve discussie in de medezeggenschapsorganen, die vanaf 2016 instemmingsrecht hebben op de hoofdlijnen van de begroting? Wederom valt de praktijk tegen. Dit instemmingsrecht is via de sectorakkoorden dan ook expliciet uitgebreid naar de kwaliteitsafspraken zelf. Dat recht uitoefenen is niet eenvoudig, ondervinden diverse medezeggenschappers. Zo wilden studenten aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) een verdeling op basis van de aantallen studenten per faculteit en niet via de gebruikelijke UvA-kostensleutels waarbij geneeskunde en de bètafaculteiten hogere bijdragen ontvangen dan de andere. Na fel verzet van het UvA-bestuur en het personeel in de ondernemingsraad verloren de studenten de stemming.
Meer harmonie is er bij Hogeschool Utrecht, die al in juni 2018 bekendmaakte dat de kwaliteitsmiddelen gaan naar vernieuwing van de digitale leeromgeving, extra personeel en gemeenschapsvorming. Dat laatste blijkt op voorspraak van de studenten. Voorzitter Thomas Kroes van de studentvertegenwoordiging in de Hogeschoolraad liet zich in het HU-persbericht citeren: ‘Als studenten hebben we hard gewerkt om extra investeringen in de gemeenschapsvorming voor elkaar te krijgen. Naar onze mening zorgt meer studentbetrokkenheid en een hechtere sfeer voor minder uitval en betere onderlinge begeleiding en controle. Wij zijn trots op de HU en wij hopen dat deze investeringen ervoor zullen zorgen dat meer studenten deze trots ervaren.’
En nu? Kroes: “Het meeste geld gaat naar onderwijzend personeel, te verdelen door de instituten. Het proces voor de gemeenschapsvorming begint binnenkort en daar zijn we nog steeds trots op.”

Ambitie

Het kan ook anders: bij Hogeschool Rotterdam koos de centrale medezeggenschapsraad voor brede consultaties via de instituten en de kantine. Passanten mochten antwoord geven op een prikkelende vraag: ‘Wat zou jij doen met 26 miljoen?’ Sjoerd van Vliet, docent bedrijfseconomie en voorzitter van de centrale mr over dit totaalbedrag voor de komende jaren: “Wij wilden ervoor zorgen dat er een verhaal kwam van de werkvloer en van de studenten, want het is hun geld.” Binnen de landelijke regels en thema’s ziet hij wel speelruimte. “Het is zo breed gedefinieerd door Den Haag dat het alle kanten op kan.”
SP-Kamerlid Frank Futselaar ziet die ruimte ook, inclusief de problematische kanten ervan. “De informatievoorziening is een probleem. Studenten staan zwak door gebrek aan ervaring en expertise. De medezeggenschap is geregeld, maar dan moet je niet zo naïef zijn om te denken dat het wel goed komt.”
Futselaar pleit daarom voor uniforme afspraken over de opzet van begrotingen in het hoger onderwijs, zodat ze beter vergelijkbaar zijn. “Zonder te micromanagen vanuit de Tweede Kamer, maar er zou een eenduidige afspraak moeten zijn over wat je weergeeft als extra investeringen.”
De beoordeling van de kwaliteitsafspraken verloopt echter minder exact. Accreditatiewaakhond NVAO, ingehuurd door het ministerie van Onderwijs voor de beoordeling, wilde die taak alleen koppelen aan de gebruikelijke toetsing: met panels van experts uit het onderwijs en het werkveld. Bij instellingen die toch al een visitatie hebben, draaien de kwaliteitsafspraken meteen mee. De andere krijgen apart bezoek. René Hageman, afdelingshoofd Nederland bij de NVAO: “We hebben twee beoordelingen achter de rug. Geef panels de ruimte om dit volgens het afgesproken protocol uit te voeren, daarna maken we de balans op. Draagvlak is een heel belangrijk criterium. Is er geen draagvlak, dan komt er geen positief advies.”
Net als bij een accreditatie krijgen instellingen na een negatief advies tijd om de gebreken weg te nemen, in dit geval een jaar. Als het dan nog niet lukt, moet het geld op een andere manier bij de betrokken studenten terechtkomen, mogelijk via nascholingsvouchers voor afgestudeerden. Voordat daar duidelijkheid over komt, is het al snel 2021.

Dit artikel is een bewerking van een tekst die eerder is gepubliceerd in het Onderwijsblad.

Voor 184 miljoen euro zou het hoger onderwijs in 2018 de kwaliteit verbeteren en dat bedrag loopt op tot 550 miljoen in 2024. Dergelijke grote bedragen lijken heel wat, ook op de totale lumpsum: ruim 2,5 procent extra in 2019, oplopend naar 5,9 procent bovenop het voorziene rijksbudget voor hoger onderwijs van 2022.
Daar kun je wat mee doen, als de andere factoren tenminste gelijk blijven. En daar wringt de schoen, want de hogescholen en universiteiten hangt nog een doelmatigheidskorting boven het hoofd die oploopt van 20 miljoen in 2018 naar 183 miljoen in 2022. Wat de ene hand geeft aan kwaliteitsimpuls, neemt de andere hand deels terug. De al langere tijd onvoorspelbare ontwikkeling van het aantal studenten maakt de situatie nog onzekerder.