Tel een paar jaar wachtgelduitkeringen door de gemeente Amersfoort bij elkaar op en het is gemakkelijk schande te spreken van oud-politici die hun inkomen uit publieke middelen blijven ontvangen. Op Twitter raakte ik erover verzeild in een discussie met @wimzegt en @cornevbokhoven die meer ruimte vraagt dan 140 tekens. Vandaar dit verhaal.
Wim begon:

Ex wethouders Jonkman (CU), Boer en wijlen Geluk (CDA) strijken samen 800k belastinggeld #033pp op Kunnen/konden die mensen geen werk vinden

Relevante vraag, en aangezien ik jarenlang over die mensen heb geschreven als verslaggever bij de Amersfoortse Courant had ik wel een antwoord:

Werkgevers vaak huiverig voor 50+ ex-wethouder. Niet ieder ex-weth. heeft ondernemersbloed. Geen terugkeerrecht naar oude baan

Waarna Corné inhaakte:

De regeling is toch niet bedoeld voor wethouders die carrière willen maken in een andere gemeente?

Daar had ik ook een antwoord op, dacht ik:

Wachtgeldregeling compenseert deel inkomensterugval, ongeacht welke baan ex-weth vindt.

Wim weer:

maar ontslaat je niet van de plicht zsm in je eigen onderhoud te kunnen voorzien

En nogmaals Wim:

Wat zegt het over je kwaliteit als bestuurder als je na 4 jaar nog geen werk hebt kunnen vinden met vergelijkbaar inkomen

En Corné:

wachtgeld afschaffen, alle ambtsdragers ZZPer

Vervolgens ging de discussie via DM nog even door, met trefwoorden als carrièrepolitici, gemak en ‘er genoeg van hebben’.

In 140 twittertekens raken nuances al snel uit beeld. Wethouder worden klinkt leuk. Gemeentelijke politici vechten met passie om deze kluif van het lokaal bestuur, maar de winnaar is niet altijd zo goed af als het lijkt. Het lidmaatschap van de gemeenteraad valt nog te combineren met een gewone baan, voor het wethouderschap zit dat er niet meer in. De bijna benoemde wethouder licht de collega’s in, neemt ontslag op voorwaarde dat de stemming in de gemeenteraad goed afloopt en ziet z’n pensioenregeling, ww-rechten en dergelijke direct in de vriezer verdwijnen. Daar staat een leuke vergoeding tegenover: een wethouder verdient met zo’n 7500 euro bruto per maand in Amersfoort meer dan een modaal inkomen. Dat salaris wordt vastgesteld door het rijk en varieert met de grootte van de gemeente, dus veel te kiezen valt hier niet voor Amersfoort.
Een wethouderspost of burgemeesterschap is geen gewone baan. De benoeming kent tal van mysterieuze factoren, er bestaan geen diploma’s of opleiding en elke rechtspositie ontbreekt. De functionaris heeft eigenlijk iedere dag een beoordelingsgesprek en wanneer de politiek het vertrouwen opzegt volgt onvermijdelijk ontslag op staande voet. Er bestaat geen gang naar de kantonrechter die vaststelt wie verwijtbaar heeft gehandeld om daar vervolgens een ontslagvergoeding op af te stemmen. Er is ook geen sprake van een opdracht met een termijn en een contract. Als vervanger van arbeids- en contractsrecht geldt de wachtgeldregeling, waarbij de wetgever zich niet bemoeit met de redenen van aftreden. De lengte van de politieke activiteiten bepaalt wat er gebeurt.
Loopt het politieke avontuur al snel fout af, zoals bijvoorbeeld BPA-voorman Ben Stoelinga na een halfjaar overkwam, dan ruimt de tot aftreden gedwongen wethouder direct z’n bureau uit. De wachtgeldregeling geeft in zo’n geval twee jaar recht op doorbetaling. Het eerste jaar 80 procent, daarna 70. Dat kan maximaal vier jaar duren voor iemand die vele jaren een politieke bestuursfunctie vervulde. De redenering: politiek is interessant werk, maar besmet je geschiktheid voor echte banen. De opgebouwde eigenwijsheid en naweeën van de machtspositie moeten slijten. Een gewone werknemer die zijn baan bij KPN of waar dan ook verliest, is inderdaad ook bij het allerbeste sociaal plan slechter af.
De wachtgeldregeling is vorig jaar gewijzigd. Een regel waarbij tien jaar wethouderschap plus de leeftijd van 50 jaar of ouder een wachtgeldbrug naar het pensioen opleverde verdween en de maximale termijn ging van zes naar vier jaar. Dat levert op termijn besparingen op, maar niet bij de bestuurders die onder de oude regeling vielen.
Neem Roel Boer, wethouder voor het CDA in Amersfoort van 1990 tot 2001. Hij is geboren in 1944 en viel bij zijn aftreden dus onder de regeling voor de pensioenbrug. Boer vond net als veel oud-wethouders dat hij de gemeentekas zo min mogelijk tot last mocht zijn en begon dus een adviesbureau. Want solliciteren, daar hoefde je als 57-jarige toen net zo min aan te denken als nu. Geen werkgever die een eigengereide oud-politicus aanneemt, in wat voor functie dan ook.
Wat kan zo’n adviesbureau beginnen? Een wethouder doet in zijn werk veel contacten op, maar dat lokale netwerk is na zijn aftreden zakelijk onbruikbaar. De nieuwbakken adviseur is immers zijn politieke invloed kwijt en dus voor de meeste van zijn contacten niet meer relevant. Zij netwerken liever met de opvolger. Een kopje koffie kan de oud-wethouder op het gemeentehuis altijd krijgen, maar niemand zit op advies te wachten en elke poging om besluitvorming te beïnvloeden sneuvelt op waakzame kritiek van de politici die nu aan het bewind zijn. Buiten de eigen gemeente dan maar? Wie ruim tien jaar wethouder is geweest, komt overal elders met een Amersfoorts stempel binnen. Boer bracht het nog een tijdje tot waarnemend burgemeester van Woudenberg en geniet inmiddels van zijn pensioen.
Wie lang in de politiek zit, komt het bestuurlijke circuit maar lastig uit. Marcel Fränzel bijvoorbeeld werd na zijn Amersfoortse wethouderschap burgemeester van Woensdrecht en Mirjam van ‘t Veld deed dezelfde stap naar Maarssen. Ook burgemeesters ontvangen salaris op basis van de grootte van hun gemeente. Deze burgemeesters verdienen minder dan een Amersfoortse wethouder en via de wachtgeldregeling lapt de gemeente tijdelijk het verschil bij. Hetzelfde geldt voor het politieke dier Ruud Luchtenveld dat pendelde van wethouder naar kamerlid en weer terug naar wethouder te Amersfoort om vervolgens zijn politieke carrière voort te zetten in het kleinere Lelystad. Bij vrijwel alle politiek-bestuurlijke functies in Nederland hoort een fatsoenlijk salaris. Dat de ene beter betaalt dan de andere mag je vreemd vinden. Zou het verdwijnen uit de wachtgeldregeling, dan bespaart dat nog niet schokkend veel. Bij Luchtenveld gaat het bijvoorbeeld om 7500 euro op jaarbasis.
Oud-wethouder Jan de Wilde is een van de weinig voorbeelden waar de stap naar ander werk wel lukte, met een hink-stap-spring via projectontwikkelaar Schipper Bosch, gedeputeerde staten van Utrecht en een adviesbureau over energiebesparing naar zijn huidige functie bij een grote nieuwbouwwijk van Nijmegen. Maar ook hij kwam in die periode enkele keren in aanmerking voor aanvullende wachtgeldinkomsten.
Het grote geld, zoals Wim optelde 800.000 euro over de vier gepubliceerde jaren, ging naar oud-wethouders die niet of nauwelijks meer aan de bak komen. Naast Roel Boer zijn dat in Amersfoort de onlangs overleden Ineke Geluk en Piet Jonkman. Geluk was zes jaar wethouder en verloor in 2003 het vertrouwen van de gemeenteraad. Ook zij was de 50 al gepasseerd en na zo’n vertrouwensbreuk is een hervatting van welke carrière dan ook uiterst lastig.
Jonkman, twee periodes wethouder voor de ChristenUnie, keerde in 2006 niet meer terug in het college. Hij was toen 58 jaar en zes jaar wachtgeld brengt hem in de buurt van de pensioengerechtigde leeftijd. Zonder het bestaan van de wachtgeldregeling had deze bestuurder voluit met de ellebogen moeten werken om er nog een derde periode aan vast te knopen en zo zijn inkomen op peil te houden. Veel andere mogelijkheden zijn er namelijk niet. Je kunt als samenleving wel wensen dat 58-plussers voluit aan de bak gaan in het onderwijs, de zorg of een andere sector met personeelstekorten, maar in de praktijk komt daar weinig van terecht. De beroepspraktijk zit zelfs niet op 50-plussers te wachten, hoeveel ambitie ze ook uitstralen.
En ex-burgemeester Albertine van Vliet? Alweer iemand die dichter bij de 60 is dan bij de 50. Veel organisaties sturen medewerkers op die leeftijd nog steeds graag met vervroegd pensioen en sommige regelingen geven het personeel de keuze om zelf die stap te zetten. Ook zij offeren iets op, net als Van Vliet: gewoon doorwerken met het volledige inkomen is iets anders dan 70 procent ontvangen na het eerste wachtgeldjaar. De stad kreeg er een verse burgemeester uit Rotterdam voor terug. Voor wie het zich afvraagt: een wethouder uit de vier grote steden verdient volgens de rijkstabellen net zo veel als de burgemeester van Amersfoort. Dus in dit geval hoeft Rotterdam het Amersfoortse inkomen van Lucas Bolsius niet aan te vullen.

Moet het wachtgeld blijven of dient elke ambtsdrager zich op te stellen als een zelfstandige zonder personeel zoals Corné bepleit? Daarmee leg je de lasten volledig op de schouder van het individu, dat zonder enige rechtspositie op dagbasis aan de slag gaat. Wie nu wethouder wordt, kent de risico’s: een gewone baan na je bestuursperiode kun je meestal vergeten, de politieke functie kan elke dag voorbij zijn door je eigen fout of door verwikkelingen waar je weinig tegen kunt doen en alles wat je onderneemt, ligt onder het vergrootglas van de publiciteit. Daar staat tegenover dat je je in een langere periode dan gemiddeld weinig zorgen hoeft te maken over je inkomen.
Hebben we dat over voor onze politici? Ik vind het een aanvaardbare manier om ervoor te zorgen dat ze niet langer blijven zitten dan hun uiterste houdbaarheidsdatum terwijl we wel fatsoenlijk met ze omgaan. De meeste bestuurders draaien volop mee tot ze 55 zijn en daarna slaat de slijtage toe. Jongere politici kloppen aan de poort en eisen hun plekje op. Wil je krachtige wethouders, dan moet je ze wel een tikje verleiden om hun loopbaan elders in de maatschappij om te buigen. Hebben ze die bijdrage geleverd, dan mogen we niet verlangen dat ze na gedane arbeid in rook opgaan.