Behalve de man die de debuten van Harry Mulisch en Jan Wolkers maar zozo vond, is er geen wonderlijker uitgever dan Jurriaan Kamp (1959, Haarlem). Hij leeft op een piramide van schulden en verliezen die zeker 8 miljoen euro hoog is, bekostigd door een bonte verzameling leveranciers en filantropen. Als een volleerde goeroe weet Kamp ze te overtuigen dat zijn tijdschriften Ode, The Optimist en Medisch Dossier een betere wereld dichterbij brengen.
De grote beloftes en mooie woorden leiden al 10 jaar tot een beschamend resultaat. Het onder de naam Ode opgerichte tijdschrift dat sinds mei 2013 als The Optimist wordt verkocht, is op papier en online een internationaal netwerk voor een betere wereld. Maar het bedrijf gedraagt zich in de praktijk voornamelijk als de privé bank van chief executive officer Jurriaan Kamp. Hij kan niet anders, zegt hij zelf: als directeur heeft hij een inkomen nodig en dat haalt hij uit de onderneming. Het bedrijf verkeert echter permanent op de rand van de afgrond. Leveranciers krijgen rekeningen niet betaald, aandeelhouders zien de waarde van hun investeringen keer op keer verdampen. De ethische waarden die het tijdschrift uitdraagt, zijn niet terug te vinden in de bedrijfsvoering. Desondanks weet de uitgever keer op keer nieuwe fondsen van weldoeners aan te boren om het blad voort te zetten.
Nederland is inmiddels te klein voor The Optimist; het bedrijf graast nu de internationale liefdadigheidsmarkt af. De ondernemer Kamp torst eind 2015 zijn schulden blijmoedig mee, want hij voorziet betere tijden en belooft: “Jij weet niet wat er gaat gebeuren, maar The Optimist staat aan de vooravond van een hele goede toekomst.”
Die vooravond heeft een hele lange historie.
1. RFK junior
Kennedy komt! De magische naam van de Amerikaanse dynastie doet het hart sneller kloppen bij Jurriaan Kamp, hoofdredacteur, oprichter en eigenaar van tijdschrift The Optimist. Robert F. Kennedy junior, kortweg RFK jr., pleit voor ethisch verantwoord zakendoen op een schone planeet. Dat past bij de idealen van The Optimist, de voortzetting van het in 1995 opgerichte Ode dat zich exclusief richt op positief nieuws. As RFK jr. naar Nederland komt, kan dat een mooie impuls zijn voor het teruglopende abonneebestand, denkt Jurriaan Kamp in het najaar van 2014.
De uitgever neemt een optie op een flinke zaal in Nieuwegein en activeert de werving. Kennedy’s gebronsde hoofd verschijnt 22 november 2014 op de cover van de advertentiebijlage die The Optimist vier keer jaar uitbrengt bij NRC Handelsblad. Promotie via bevriende websites schermt met verleidelijke kortingen. Een kaartje om RFK jr. op 3 maart 2015 te horen spreken kost eigenlijk 350 euro, maar wie er snel bij is kan voor 225 euro naar binnen om de man te ontmoeten die in 1999 door Time werd beschreven als een heldhaftige strijder voor onze planeet. “Op een uniek congres zal Kennedy een dialoog aangaan met oud-premier Jan Peter Balkenende en de aanvoerder van duurzaamheidsplatform Urgenda, Marjan Minnesma,” belooft The Optimist.
Watergezant
Congres is een groot woord – er zijn geen workshops behalve een beperkt toegankelijke lunch, de deelnemers zullen vooral luisteren. En de vroege bestellers komen van een koude kermis thuis. Kennedy spreekt toch niet op 3 maart, krijgen ze kort voor het evenement te horen: 16 juni is de nieuwe datum. De locatie is tijdens de wervingscampagne ook gewijzigd: het zal congrescentrum De Flint in Amersfoort worden. En Balkenende blijkt stilletjes uit het programma verdwenen. Een tweede vaandeldrager van een beter milieu, watergezant Gert Ovink, neemt zijn plek in. De werving verloopt blijkbaar traag: in mei zakt de aanbiedingsprijs naar 100 euro per deelnemer.
Dertien dagen voor het grote moment dan eindelijk zal aanbreken, krijgen de congresgangers weer een wijzigingsbericht: om ‘organisatorische redenen’ zal de bijeenkomst niet in De Flint worden gehouden, maar in de aula van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Niet in de middag, maar ’s morgens, inschrijfbalie open vanaf 8.15 uur en Kennedy spreekt om 9.10 uur.
Ervaren congresgangers weten: dit soort wijzigingen gebeurt meestal als er te weinig kaartjes verkocht zijn. De zaalhuur van 3800 euro valt blijkbaar niet te bekostigen. En inderdaad, zij die erin slagen hun agenda om te gooien zien in Rotterdam een enorm reclamedoek hangen waaruit blijkt hoe The Optimist de alternatieve zaal heeft ‘betaald’: studenten mogen gratis naar binnen. De Erasmus Universiteit heeft de dagen ervoor via Studium Generale publiek opgeroepen met de boodschap dat er duizend plaatsen zouden zijn. Van de 882 stoelen blijft desondanks meer dan de helft leeg.
Soep
Kennedy is zijn stem kwijt en raspt zich door z’n betoog over zijn werk voor een beter milieu heen. Het publiek mag wat vragen stellen. Vervolgens geeft Ovink zijn presentatie en vertrekt weer. Minnesma blijft na haar lezing op het podium. Zij en Kennedy worden ondervraagd door Kamp, met wederom ruimte voor wat vragen uit de zaal. Dan breekt de lunch aan: broodjes, salades en soep.
Teleurstellend? Nee, vinden een vader en zoon die zich deze nabijheid van de magie van een Kennedy niet af laten pakken. “We hebben hem toch maar gezien, waar lukt je dat anders nog?” De echtgenote van een investeerder die enkele tonnen zag verdampen in The Optimist, vergoelijkt het magere programma: “Jurriaan en Hélène hebben het erg moeilijk gehad.”
2. Komt goed
De wervende kracht van RFK jr. valt Jurriaan Kamp ook tegen. “Een Amerikaanse politieke spreker ligt blijkbaar moeilijker in Europa dan ik dacht. Het publiek reageerde niet, of zelfs negatief. Het heeft inderdaad weinig opgeleverd.”
Terwijl Kamp in juni 2015 na het Kennedy-event per KLM terugvliegt naar San Francisco, zit zijn vroegere corrector Sam Pitzalis al anderhalf jaar met een stapel onbetaalde rekeningen. Net als andere vertalers, schrijvers, illustratoren en de leverancier van lunchbroodjes heeft hij eind 2013 geconstateerd dat Ode Nederland bv, de uitgever van tijdschrift The Optimist, extreem traag betaalt voor geleverde diensten.
Dat is op zich niets nieuws: iedereen die voor The Optimist en voorganger Ode werkt, weet dat het soms wel zes maanden duurt voordat facturen worden voldaan. “Komt goed, zeiden ze als je vroeg waar je geld bleef. En het kwam ook goed, al bleef er altijd wel een achterstand. Ik had wijzer moeten zijn,” zegt een freelancer die voor duizenden euro’s het schip in is gegaan.
Want eind 2013 komt het niet goed. De dag voor de kerstvakantie krijgt iedereen die nog iets tegoed heeft een brief van de advocaat van The Optimist. Kamp kondigt bij zijn aandeelhouders een herstructurering aan die de waarde van hun investering vermindert; dat doet vooral op papier pijn. Maar tientallen leveranciers vraagt hij om 90 procent van hun uitstaande facturen simpelweg te schrappen. Er is namelijk nog 50.000 euro over voor de ruim 800.000 euro aan actuele schulden in het bedrijf. Kamp biedt 9 procent van de vordering en ruilt de rest in voor een aandeel in een nieuwe constructie. Stichting Winstrecht The Optimist wordt eigenaar van het blad en alle deelnemers krijgen hun aandeel in toekomstige opbrengsten. Wanneer die stichting ooit zal uitkeren? Dat valt niet te voorspellen.
Schiermonnikoog
Het imperium van de positieve journalistiek drijft dan al ruim twintig jaar op toezeggingen, beloftes en goodwill, Maar de bedrijfsvoering is lek: het blad maakt zelden winst. Met enthousiasme begint de queeste op 5 september 1991, dan nog onder de naam De Club van Schier. Die wil de wereld verbeteren door de inzet van ondernemend leiderschap, met als boegbeeld de excentrieke en puissant rijke software-ondernemer Eckart Wintzen. De dan 31-jarige Jurriaan Kamp, chef economie bij NRC Handelsblad, is moe van de negativiteit van het nieuws. Hij wil de lantaarn van de vooruitgang en het optimisme ontsteken, en weet via zijn netwerk vijftien gelijkgestemden te verzamelen voor een discussie-avond op het Waddeneiland Schiermonnikoog. Ze vertrekken per boot vanuit Lauwersoog, met aan boord onder andere boedelbak-oprichter Wiet de Bruin, City Koerier-baas Jaap Mulders, mister Fabeltjeskrant Thijs Chanowki, tv-presentatrice Alice Oppenheim en astroloog Peter Delahay. Enfant terrible Eckart Wintzen moet nog vergaderen en arriveert wat later op het eiland, per helikopter.
Uit de Club van Schier moet meer voortkomen dan vrijblijvend gepraat, spreken ze in enkele sessies af. Er komt in die periode een Duinrede uit, een Schierkrant en een wervingsbrochure. De groep wisselt wat van samenstelling, overweegt een politieke partij op te richten, maar laat die gedachte weer varen. Een genereuze fan legt in 1993 twee jaar salaris op tafel voor Kamp, die zijn baan bij NRC opzegt om het idealisme om te zetten in een product. Dat wordt in 1995 Ode, kroniek van de onderstroom. De positieve revolutie kan beginnen. In het aandelenkapitaal zit ook een bijdrage van Jurriaan Kamp en zijn echtgenote Hélène de Puy. Ze tonen hun geloof in de onderneming door de hypotheek op hun huis in de Rotterdamse wijk Kralingen op te hogen.
Een droomstart; nu moeten er alleen nog voldoende abonnees komen. Ode krijgt een goede ontvangst, de eerste duizenden lezers melden zich en op de kasstroom uit die abonnementen kan de uitgever net de lopende rekeningen betalen. Het blad draait echter jaar in jaar uit verlies. Kamp geeft zijn experimenteerlust desondanks de ruimte. Naast de kroniek van de onderstroom verschijnt een variant die vooral advertenties uit het bedrijfsleven moet binnenhalen, Ode aan het werk. Pas in het vierde jaar boekt de uitgeverij de eerste bescheiden winst. Uitgever/hoofdredacteur Kamp blijft onvermoeibaar op pad om fondsen te werven. Nieuwe particuliere investeerders met hart voor de goede zaak nemen een belang en bij het Bedrijfsfonds voor de Pers haalt hij eind 2001 een renteloze lening op van bijna 193.000 euro. Doel: de twee tijdschriften omvormen tot een tien keer per jaar verschijnend opinieblad. Dat zal wel rendabel worden, belooft hij. Het fonds en de investeerders laten zich overtuigen.
Internationaal
Ode gaat inderdaad tien keer per jaar verschijnen en teakhoutbeleggingsfonds Goodwood (people, planet, profit) garandeert de afname van duizenden exemplaren. In 2002 stijgt de verspreide oplage boven de 20.000, waarvan 12.602 abonnees de volle mep betalen en de rest van kortingen geniet. Er is wat financiële ruimte en Jurriaan Kamp ziet ruimte voor een nieuw groots en meeslepend internationaal avontuur: met een internationale editie de wereld veroveren. Hij is begeesterd geraakt op het World Social Forum in Brazilië, waar Ode in januari 2003 een eenmalige Engelstalige editie presenteert. De ontvangst smaakt naar meer en de uitgever voorspelt: tegen bescheiden vertaalkosten kan hij een veel grotere markt aanboren. Bij een volgende presentatie in New York, begin 2004, trompettert hij van de daken dat Ode nu een wereldwijde oplage van 100.000 exemplaren heeft. In deze jaren boekt de Nederlandse uitgeverij een fatsoenlijke winst. Hoogste tijd, want de verliezen uit het verleden zijn opgestapeld in een negatief vermogen van de onderneming. De winst kan een deel van die put dempen, maar Ode slaagt er niet in het nulpunt te passeren.
3. Wijnkaart
Om het internationale project te sturen, verhuist Kamp in 2004 met zijn gezin naar Californië. Er komt een Amerikaans kantoortje en voor de band met Nederland organiseert hij vier keer per jaar redactioneel overleg. Dan reizen enkele Nederlandse medewerkers naar San Francisco om daar een week lang met het Amerikaanse team te sparren en nieuwe onderwerpen te bedenken. De vertaling is goed voor het rendement van de Nederlandse editie, zegt Kamp, aangezien de redactiekosten nu worden verdeeld tussen de twee uitgaven.
Verdiensten op het internationale avontuur blijven ondanks de prettige werkomstandigheden voorlopig uit. En dat is zichtbaar op het Nederlandse kantoor aan de Veerhaven in Rotterdam waar Jurriaan Kamp zich niet vaak meer laat zien. “Er stroomde altijd geld naar Amerika,” zegt een oud-medewerker verbitterd.
Vanuit de USA houdt de uitgever de touwtjes strak in handen. Kamp bepaalt welke freelancers en leveranciers op hun geld moeten wachten, Kamp stuurt alle toekomstplannen aan en Kamp houdt oog op zijn eigen inkomen. De managementvergoeding van Ode Nederland bedraagt in 2003 en 2004 volgens de jaarstukken 113.445 euro per jaar. In 2006 tuigt de uitgeverij net als Apple en vele andere internationale ondernemingen een Luxemburgse tak op, waar op fiscaal gunstige wijze vanaf 2006 de uitgeeflicentie zal worden ondergebracht. Afhankelijk van de omzet stroomt daar tussen de 80.000 en 100.000 euro per jaar heen. Wat er vervolgens met die licentiegelden gebeurt, is uit het Luxemburgse handelsregister niet op te maken.
Principieel
In de USA huurt de familie een bungalow met zwembad in de omgeving van San Francisco. Eerst wonen ze in het om zijn uitzicht over de baai beroemde Tiburon, later in het wat minder luxueuze San Rafael. De boodschappen komen van de biologische winkel, in restaurants kiest Kamp steevast iets moois van de wijnkaart, de kinderen gaan naar particuliere scholen. Nederlandse en Amerikaanse medewerkers van zijn bladen kijken hun ogen uit als ze bedrijfsfeestjes in het huis bijwonen. Ze genieten ervan, maar voelen zich ook ongemakkelijk.
“Toch is het geen dure buurt voor de Bay Area,” reageert de uitgever op kritiek op zijn levensstijl, die op het oog moeilijk te rijmen valt met de pleidooien in het blad om zorgvuldig met de planeet om te gaan. Kamp: “Ons huis in Rotterdam werd verhuurd voor een ongeveer gelijk bedrag als we in San Francisco besteden. Principieel doe ik al 20 jaar alleen boodschappen bij de biologische supermarkt en ik koop al 20 jaar geen vlees. Ik bestel nooit huiswijn, maar ook geen dure flessen, we praten hier over 5 tot 10 dollar per fles. Mijn huis heeft vijf kamers, maar ik heb vier kinderen. Ik rijd in twintig jaar oude auto’s. Ik heb ook een verantwoordelijkheid naar mijn gezin. Het is waar dat ik meer geld van Ode ontvang dan anderen, maar ik werk er ook altijd voor. Ik heb weinig normale weekends meegemaakt de afgelopen twintig jaar.”
Stress
De fiscale constructies vallen buiten het zicht van de Nederlandse staf, maar zij zien wel hoe op de declaraties van Kamps creditcard ook privé-uitgaven opduiken. Als de verrekening daarvan rond 2012 volgens de accountant is uitgevoerd, blijkt Ode Nederland geen cent opgeschoten. Het blad zit krap, zoals het altijd krap zit, er is geen geld om achterstallige betalingen in te lopen. En op de begroting staat behalve de license fee nog steeds 3500 euro voor onkosten en representatie door de baas. Per maand. Een logisch bedrag, vindt de uitgever: “Ik heb jarenlang veel heen en weer gevlogen tussen Amsterdam en San Francisco. Zo’n ticket in de economy class kost rond 1500 dollar. Niet zelden het dubbele, als ik vanwege de stress in het bedrijf last minute vloog voor overleg met aandeelhouders. Ik moet in Nederland een auto huren en er zijn inderdaad beperkte representatiekosten. Je hebt geen idee hoe mijn leven al die jaren is geweest. Hoe er vrijwel nooit tijd of geld voor vakantie van het gezin was. Hoe vaak mijn echtgenote met een niet werkende pinpas in een winkel heeft gestaan? Jij weet het niet. Ik wel. Mijn gezin ook.”
4. Dollarslurper
Uit de accountantsverklaringen en jaarstukken blijkt dat het van 2001 tot 2006 helemaal niet slecht gaat met tijdschrift Ode in Nederland. Het aantal lezers stijgt, en dat geldt ook voor het aantal ‘echte’ abonnees van het maandblad. Eind 2005 zijn dat er 14.343, vergelijkbaar met de wekelijks verschijnende Groene Amsterdammer. Er wordt een bescheiden winst gemaakt en langzaam maar zeker lijkt de uitgeverij de aanloopverliezen goed te maken.
Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan verzwelgt Ode International echter in hoog tempo harde dollars. De Amerikaanse tijdschriftenmarkt is rauwer dan de Nederlandse. Zo moeten abonnees elk jaar actief besluiten dat ze verlengen; blijft zo’n bericht uit, dan eindigt de betalingsverplichting vanzelf. Wie af wil haken, hoeft dus niet eens op te zeggen. Ode moet, net als andere bladen, fiks investeren in marketing om nieuwe lezers te werven én de bestaande te behouden. En omdat Amerika heel groot is, kost de distributie van het tijdschrift naar kiosken veel meer tijd dan in Nederland.
De vertaalkosten blijven bescheiden, dat heeft uitgever Kamp goed gezien. Maar de post marketing loopt hoog op. Hij overtuigt aandeelhouders, oude en nieuwe, om voort te maken met het internationaal uitdragen van positief nieuws in de Engelstalige editie. In 2006 verhoogt Kamp de hypotheek op zijn Nederlandse huis wederom, om investeerders te tonen dat hij heus ook risico draagt. Een enkeling leent aan het bedrijf, maar diverse ondersteuners van het goede doel geven er de voorkeur aan om hun lening af te sluiten met Jurriaan Kamp zelf. Immers, een bedrijf kan failliet gaan of overgenomen worden en dat moet je maar zien hoe het verder gaat. Jurriaan Kamp, denken deze investeerders, kunnen ze altijd terugvinden en aanspreken op zijn verantwoordelijkheden.
Maar terugbetalen, dat schuift omlaag op de prioriteitenlijst. Zeker, het zou moeten, maar aflossen van leningen heeft geen prioriteit. Ook niet als de voorwaarden soepel zijn, zoals bij het Bedrijfsfonds voor de Pers dat geen rente rekent en zo’n 35 procent van de hoofdsom belooft kwijt te schelden als er 120.000 euro is voldaan. In maart 2006 tekent Kamp voor de eerste aflossing per 1 januari 2007. Pas in december 2007 maakt hij 20.000 euro over. Daarna komt er geen cent meer binnen bij het fonds.
Scheldpartij
Geld is hoofdzaak geworden voor Ode, merken de Nederlandse redacteuren bij hun bezoek aan San Francisco aan het eind van 2007. Ze zijn daar voor de planning van komende nummers en voor het delen van inspiratie over nieuwe onderwerpen. Maar het gaat het grootste deel van de week over geld, geld en geld. De ene na de andere PowerPoint-presentatie krijgen ze te zien over marktbenadering en doelgroepen. “Ik herkende Jurriaan niet meer terug. Er kwamen geen interessante verhalen op tafel,” zegt een oud-redacteur in een terugblik. Als tijdens het afsluitende etentje in een Italiaans restaurant dit onbehagen op tafel komt, draait de bijeenkomst uit op een scheldpartij door Kamps echtgenote. Pogingen om de zaak te sussen lopen op niets uit en de slotsom is: einde oefening, deze medewerker kan direct gaan. “De volgende dag vloog ik terug naar Amsterdam. Ik had ze dit vaker zien doen, maar na 10 jaar trouwe dienst? Ik heb ze daarna nooit meer gezien en ze zijn er nooit op teruggekomen.”
En dan moet de echte economische crisis nog komen. Wereldwijd stokt de economische groei, de Amerikaanse huizenmarkt zakt ineen en als in het najaar van 2008 een siddering door de financiële markten raast na het faillissement van Lehman Brothers, zou het een goed moment zijn voor Ode om de balans op te maken. Enkele aandeelhouders in de Raad van Toezicht zien hoe het geld weglekt en zij sturen adviseurs naar het kantoor aan de Veerhaven in Rotterdam. Opdracht: maak een plan om het blad rendabel voort te zetten.
Bespottelijk
Het antwoord legt de vinger op twee zere plekken. Ten eerste: de productie van het tijdschrift is schreeuwend duur. Ten tweede: aangezien alle beslissingen in Amerika vallen, is de baas het contact met de Nederlandse realiteit verloren. Een van de adviseurs: “De inhoud was voor Nederlanders niet meer herkenbaar en dat kost abonnees. De salarissen waren bespottelijk. Elke maand een bedrag ruim boven 10.000 euro voor de hoofdredacteur in Nederland, een dikke ton per jaar voor de Amerikaanse vormgever en dan eigende Jurriaan zich via de license fee uit Luxemburg ook nog eens een substantieel bedrag toe. Voor die bedragen zou je de allerbeste mensen van Nederland kunnen krijgen.”
De internationale uitgave is een mislukking, constateert de deskundige en daar denkt deze adviseur nog steeds zo over. “Ode in Amerika stelde niets voor, alles stond ten dienste van Jurriaans stijl van leven. Oreren over een beter leven en ecologische footprint, maar intussen iedereen uitknijpen en rijden in zo’n benzineslurper. Hij is een charlatan.”
Nederland subsidieert in feite de firma in de Verenigde Staten en het potentieel rendabele deel van het bedrijf maakt slagzij, houdt de adviseur de Raad van Toezicht voor. Er zijn harde ingrepen nodig: de kosten omlaag tot de internationale editie zichzelf bedruipt, er moet een pur sang Nederlandse editie toegesneden op de Nederlandse cultuur gemaakt worden. Dit betekent dat Kamp moet terugkeren naar Nederland en dan is het zaak met een fatsoenlijk product zo veel mogelijk abonnees behouden. Pas na zo’n ingreep heeft het weer zin om nieuwe lezers te werven.
Die boodschap valt helemaal verkeerd bij oprichter Jurriaan Kamp. Als er iets is wat hij niet wil, is het weer in Nederland wonen. Hij verzet zich tegen elk advies dat hem die kant op wil krijgen en bepleit bij de aandeelhouders een andere koers: doorgaan met investeren. Er moet meer geld komen, want hij voorziet de aanstaande internationale doorbraak van Ode.
Team-Jurriaan
Uit zijn Nederlandse woning valt inmiddels geen cent meer te wringen, maar Kamps charisma doet weer wonderen. De meerderheid van de aandeelhouders wil internationaal verder gaan. “Als je Jurriaan hebt ontmoet, wil je in zijn team spelen,” zegt een oud-medewerker.
In de kring van vrienden en relaties haalt uitgever Kamp nieuw geld op, in de vorm van leningen die op termijn om te zetten zijn in aandelen. Het idee is dat zo’n lening zichzelf uiteindelijk terugverdient zonder aflossingsverplichtingen. De onderneming moet dan natuurlijk wel voldoende winst maken om dividend uit te keren, een situatie die Ode nog nooit heeft meegemaakt.
Er zijn nog meer facturen die voldaan moeten worden en als een leverancier aandringt, volgt soms het aanbod om advertentieruimte in het blad te accepteren als betaling. Wie nog harder aandringt, krijgt een formeel verzoek om uitstel. Zo gaat het ook met het Bedrijfsfonds voor de Pers, dat een op 29 april 2009 gedateerde smeekbrief ontvangt. Daarin verzoekt Kamp, die de betalingstermijn van 2008 stilletjes heeft laten verstrijken, om kwijtschelding wegens de kredietcrisis en teruglopende advertentie-inkomsten. “Wij zouden dan graag in de maand december van dit jaar nader met u bespreken of en hoe de aflossingsregeling in 2010 kan worden voortgezet.” Over de termijn 2009 in die brief geen woord.
Om te besparen op de kosten, gaat er intussen wel een streep door de arbeidsovereenkomst met een andere ex-journalist van NRC, Max Christern. Hij is van 2006 tot 2010 hoofdredacteur-uitgever bij Ode Nederland geweest en gaat zelfstandig verder. Eén van zijn projecten wordt een kwartaalbijlage met opgepoetste Ode-kopij voor NRC Handelsblad. Op de dag van de duurzaamheid, 11 november 2010, verschijnt het eerste exemplaar. Christern weet via zijn netwerk jarenlang adverteerders te interesseren voor de bijlage, die keer op keer een mooi rendement oplevert voor alle betrokkenen en daarmee tijdschrift Ode ondersteunt. Maar dat is niet genoeg: in de jaarstukken blijft het bij Uitgeverij Ode kommer en kwel. Aflossen van leningen is onmogelijk.
Het Bedrijfsfonds voor de Pers, dat tot doel heeft armlastige media te helpen om een beter rendement te halen, wijzigt na lang overleg in mei 2011 de afbetalingsvoorwaarden voor de lening uit 2001. Uitgeverij Ode zal per kwartaal 20 procent van de feitelijke winst afdragen als aflossing. Jurriaan Kamp ondertekent de overeenkomst. Maar Ode betaalt niets.
5. Digitaal dromen
In Amerika gaat intussen alle aandacht naar digitale initiatieven. Het tijdschrift moet gekoppeld worden aan een online gemeenschap en daar is een hypermodern eigen systeem voor nodig dat redactie, marketing en abonneebeheer ten dienst staat. Kamp heeft contact met de Amerikaanse zakelijke internetgoeroe Thomas White en als ondernemers van de wereld denken zij er samen wel uit te komen. Over een verbinding met de Nederlandse tak lijkt Kamp niet na te denken, merkt het team in Rotterdam. White en Kamp schrijven een plan voor het besloten sociale netwerk Ode Live, waar lezers en het blad elkaar zullen ontmoeten in combinatie met evenementen. De lezers moeten hard aan het werk: ze zullen hun profiel vullen met foto’s, videobeelden en blogs. Ook kunnen ze met elkaar communiceren, zowel in tekst als in bewegende beelden. En ze mogen meedoen aan online events. En daar gaan ze voor betalen, luidt de voorspelling.
Het plan doet niet zuinig over de benodigde investering: de drie online modules zullen samen 275.000 dollar aan ontwikkeling kosten en voor 80.000 dollar kunnen daar apps voor Android en Apple aan worden toegevoegd. Met dit document in de hand doet Ode een nieuwe steunaanvraag bij het Bedrijfsfonds voor de Pers, dat ook innovatieve digitale initiatieven ondersteunt. Het plan speelt goed in op de subsidievoorwaarden en het fonds beslist in juni 2011 positief: het Ode Sociaal Nieuws Netwerk ontvangt een ontwikkelsubsidie van 157.250 euro. De staf op het Nederlandse kantoor ziet hoe dit investeringsbudget in een flits naar de Verenigde Staten snelt. Want daar zal de ontwikkeling van het nieuwe internationale product gebeuren.
Troostprijs
Enkele maanden later volgt een snelle Amerikaanse herstructurering. Ode USA schudt een paar ton schuld van zich af; pech voor de drukker en andere leveranciers. Internetgoeroe Thomas White heeft lang niet alles geleverd wat hij beloofde en ook hij moet een deel van zijn onbetaalde facturen afboeken. Jurriaan Kamp biedt hem als troostprijs een klein aandeel in de nieuwe onderneming.
De Amerikaanse activiteiten worden overgenomen door Global Light Media, opgericht in januari 2012. De nieuwe uitgeverij zet het blad voort en bouwt verder aan het digitale platform dat de toekomst moet veroveren.
“Leuk bedacht, zo’n overgang van een magazine naar een digitaal platform, maar er was geen business plan,” zegt een oud-medewerker van het Amerikaanse kantoor in San Francisco. “Jurriaan redeneerde: ik heb 26.000 mensen die een beperkt bedrag betalen voor het blad. Als er daarvan 10.000 bereid zijn meer te betalen voor een rijkere beleving, de toegewijde lezers, dan kun je daar meer opbrengst uit halen tegen lagere kosten. Dat idee snap ik wel, maar je kunt het niet testen. Dus we sloegen zonder onderbouwing die weg in.”
Ook in de Verenigde Staten is kasgeld het probleem van Ode. In de zomer van 2012, als de naam van de internationale editie is veranderd in The Intelligent Optimist, krijgen de zeven medewerkers hun salaris niet uitgekeerd. Het geld is weer eens op. Wie daardoor acuut in de problemen dreigt te komen, kan bij Jurriaan Kamp net genoeg ophalen om in elk geval de huur te voldoen. “Later heeft hij dat allemaal wel weer in orde gemaakt. Maar als je baas je niet meer kan betalen voor je werk, is het tijd om te vertrekken. Ik kreeg een aanbod voor een andere baan en dat kwam zeer gelegen.”
Zwendel
Het Ode Sociaal Nieuws Netwerk of Ode Live ontwikkelt zich intussen tot een eenvoudiger vorm dan het plan beschrijft. Het wordt niet veel meer dan een vernieuwing van de Ode-website die al sinds 2002 positief nieuws uit de hele wereld verzamelt. Dat materiaal is de voeding van een e-mail nieuwsbrief die in een beperkte versie gratis wordt verspreid, en in een uitgebreide variant naar betalende abonnees gaat. Betalende leden kunnen op de website ook cursussen en lezingen volgen over zaken als probiotica, transformatieve geneeskunst en de voedselzandloper.
“Zwendel, en dan nog slecht uitgevoerd ook,” vindt een voormalige Amerikaanse medewerker. “Ik denk dat het niet eens opzettelijk zo gaat, maar ze laten een spoor van loze beloftes en schulden achter. Er werd een hoop geld uitgegeven daar, maar er kwam bijzonder weinig binnen van de lezers. Het lijkt erop dat de hele zaak drijft op bijdragen van rijke vrienden.”
6. Immuun
Waar doet Jurriaan Kamp het van? Hoe kan een blad in geldnood zo veel opleveren dat het jarenlang twee kantoren onderhoudt en de eigenaar plezierig laat leven aan de Amerikaanse westkust? Komen de opbrengsten soms uit de tweede uitgave, het blad Medisch Dossier over tekortkomingen en risico’s van de hedendaagse geneeskunde? Werken aan je eigen gezondheid krijgt ook dikwijls aandacht in Ode. In het julinummer uit 1999 publiceert Kamp bijvoorbeeld een artikel met als kop ‘Aids bestaat niet’. Hij schrijft: “Aids wordt niet veroorzaakt door een virus. Aids is niet seksueel overdraagbaar. Aids is een gevolg van een totale uitputting van het immuunsysteem.” Vijftien pagina’s lang betoogt Ode dat de relatie tussen hiv en aids niet is aangetoond, met aan het slot: ‘Het enige succesvolle antwoord op aids tot nog toe is: extra zorg voor het immuunsysteem. Ofwel: gezond leven.’
Zijn andere blad Medisch Dossier gaat minder ver. Het is een vertaling van het Britse What Doctors Don’t Tell You, dat onder andere twijfels zaait over het nut van vaccinatie en voedingssupplementen aanbeveelt als middel om gezond te blijven. Uitgeverij Ode brengt de vertaling sinds 2004 op de Nederlandse markt en de bruto winst van 137.000 euro in 2012 ziet er prettig uit bij een jaaromzet van bijna 3 ton voor zo’n 4500 abonnees.
Aansprakelijkheid
“Ik moest artikelen uitkiezen met een zo groot mogelijk wetenschappelijk gehalte,” zegt vertaler Hilde Merkus die Medisch Dossier jarenlang samenstelde. “Jurriaan wilde zich beschermen tegen eventuele beschuldigingen van kwakzalverij, dus ik mocht beslist geen informatie over de Nederlandse situatie toevoegen. Want dan zou hij zich goed moeten verzekeren tegen aansprakelijkheid, nu kon hij zich er altijd achter verschuilen dat het alleen maar een vertaling was.”
De kosten blijven laag. Voor de vertaalrechten ontvangen de Britten 2.000 euro per nummer, het vertalen is nog wat goedkoper. Maar de medewerkers aan Medisch Dossier krijgen dezelfde behandeling als die van Ode. Omdat de facturen nooit op tijd worden betaald, staat vertaler Merkus meerdere keren op het punt om het bijltje erbij neer te gooien: “Als er meer dan twee nummers niet betaald waren, dreigde ik de volgende vertaling niet te leveren. Toen ik dat een keer echt niet deed, kreeg ik verwijten van het Nederlandse kantoor over mijn prinsessengedrag. Dat heb ik ze erg kwalijk genomen.”
Op grote voet
Kostenbeheersing is nog steeds geen prioriteit in uitgeverij Ode, ondanks een verhuizing naar goedkopere kantoorruimte. Een intern verslag geeft de cijfers over 2012: bijna 81.000 euro licentiekosten, nog eens 201.156 euro aan niet gespecificeerde ‘diverse kosten’, 222.000 euro drukwerk en distributie en 173.774 euro aan overhead. Met minder dan 11.000 abonnees die samen iets meer dan 600.000 euro betalen, leeft Ode op veel te grote voet. Voor het terugbetalen van leningen is op deze manier geen cent beschikbaar. En dat merkt iedereen die er geld in heeft gestoken. Terugbetalen is niet aan de orde, Kamp vraagt juist overal om extra kapitaal voor weer nieuwe investeringen. Voorzichtig doet hij ook wat aan de kosten: De Amerikaanse hoofdredacteur Marco Visscher keert terug naar Nederland.
Het netwerk dat Ode blijft ondersteunen bestaat voor zeker de helft uit persoonlijke vrienden, zegt Kamp in een terugblik op zijn zakelijke keuzes. “Die mensen kan ik niet slecht behandelen. Daarom ben ik zelf de grootste investeerder. Ik kom uit dit initiatief met meer schulden dan ik had.”
Moeten we de stekker eruit trekken, vragen aandeelhouders zich soms af als Kamp weer eens glorieuze vergezichten schetst van een betere wereld terwijl de cijfers bloedrood kleuren. De naamswijziging van Ode naar The Optimist in mei 2013 maakt de situatie er niet beter op. Kamp schrijft in het blad over een groeiende gemeenschap van optimisten, rusteloze, daadkrachtige optimisten die verlangen naar verdieping van hun wereldbeeld, en naar ontmoeting en samenwerking met bondgenoten. Maar het enige wat groeit, zijn de tekorten op de exploitatie.
Januskop
“Het voelt als een goed doel. Dat draai je niet de nek om,” legt de zaakwaarnemer van een investeerder uit. En zo blijft deze uitgeverij immuun voor de wetten van de vrije markt die elk ander tijdschrift allang hadden weggevaagd. “Jurriaan is goed in het aantrekken van geld bij mensen die het kunnen missen, die er geen boterham minder om zullen eten. Hij heeft een januskop, mensen zien de kant die ze willen zien. Zijn motto zou kunnen zijn: De wereld moet verbeterd worden en het is dan maar zo dat dat jullie geld kost.”
Een deel van de aandeelhouders beseft inmiddels dat hun bijdrage niet alleen naar het goede doel gaat, gezien de hoogte van de opgebouwde tekorten en de leefstijl van de uitgever. Zouden ze hun bijdrage aan een betere wereld misschien succesvoller direct kunnen inzetten bij de bestrijding van honger, voor meer scholing of aan betere medische zorg in arme landen, vragen ze zich af. Een voormalig adviseur: “Ik begrijp ook niet dat mensen met deze maatschappelijke positie zo lang verbonden zijn geweest met zo’n dubieus iemand. Ik ben zelf niet vatbaar voor Jurriaans charme-offensieven, hij heeft het geprobeerd, maar blijkbaar kan hij heel overtuigend zijn. Hij heeft zelfs geld geleend van medewerkers, hoe is het mogelijk?”
Eén van die leningen staat een tijdje op de balans van de onderneming vermeld: 25.700 euro. Het bedrag verdwijnt uiteindelijk weer uit de boeken, door een schikking. Ode betaalt daarbij ongeveer 70 procent terug.
7. Goochelen
Als de schuldenlast van Ode Nederland eind 2013 zwaarder wordt dan zelfs de grootste optimist nog kan dragen, het ontslag van een personeelslid het gat niet dempt en geen enkele financiële acrobatiek nog helpt, probeert Kamp ook hier een herstructurering uit te voeren naar Amerikaans voorbeeld. Hij laat eerst zijn leveranciers en aandeelhouders informeren. In de brief van Hoboken Advocaten, gedateerd 17 december 2013, zijn de tekorten hoog opgeschroefd, tot ruim 800.000 euro. De bijgevoegde voorlopige jaarcijfers laten zien dat een flink deel van de vordering afkomstig is van een andere onderneming van Jurriaan Kamp, de Luxemburgse S.à.r.l. Ode International Publishers. Die beheert de licentie op de titel van het tijdschrift. Wegens achterstallige betalingen door Ode aan de licentiehouder heeft deze de toestemming om het blad te maken ingetrokken, meldt de bedelbrief van Hoboken Advocaten, en dus zit het tijdschrift nu in grote problemen. Oftewel: de ene Jurriaan Kamp maakt het de andere Jurriaan Kamp moeilijk.
Als redder in de nood duikt een derde onderneming van Kamp op, de kersverse uitgeverij The Optimist BV. Deze blijkt opgericht op 4 december 2013, dezelfde datum dat de Luxemburgse onderneming de licentie van Ode introk. De nieuwe uitgever is geen zelfstandig bedrijf, maar eigendom van de stichting Winstrecht The Optimist, ook opgericht op 4 december 2013. De bestuurder: alweer Jurriaan Kamp.
Avonturen
Aan de aandeelhouders doet de nieuwe stichting een voorstel. Zij kunnen hun eerdere investering vervangen door een deel van de 10.788 winstrechten in de nieuwe organisatie, die gewaardeerd zijn op 100 euro per stuk. Dat komt neer op een verlies van zeker 90 procent, en het aandeel in de stichting zal pas iets opleveren als The Optimist er deze eeuw een keer in slaagt werkelijk dividend uit te keren. Daar moet het rendement fors voor stijgen, want het bijbehorende memo is zeer stellig: de betalingen voor licentie en management gaan gewoon door, de eerste 250.000 euro winst van de diverse onderdelen is bestemd voor toekomstige investeringen. De aandeelhouders zuchten maar weer eens, en tekenen ervoor. Ze beseffen dat dit aandeel geen enkele waarde heeft. De meesten zijn allang blij dat ze hebben besloten om Kamps avonturen niet meer met nieuwe bijdragen te ondersteunen.
De nieuwe uitgeverij neemt voor 15.000 euro het abonneebestand en de kantoorspullen over en doet ook een afkoopvoorstel aan de leveranciers: onder hen samen is 50.000 euro te verdelen. Ze mogen kiezen: 10 procent van hun vordering, of 9 procent in combinatie met een aandeel in de toekomstige opbrengsten uit de stichting Winstrecht The Optimist.
De laatste poging om het op een akkoordje te gooien, mislukt. Hoewel het merendeel tandenknarsend tekent, blijkt voor een deel van de schuldeisers de maat vol. Zij zien geen reden om nog meer geld in Uitgeverij Ode te pompen. Ze vinden het gegoochel tussen de diverse ondernemingen en de Luxemburgse connectie niet passen bij het ethische aura dat Ode al die jaren heeft uitgestraald. Sommige schuldeisers schrijven maar weer eens een dreigbrief om hun geld direct op te eisen, zoals het Bedrijfsfonds voor de Pers. Voor corrector Sam Pitzalis en vertaler Hilde Merkus is het tijd voor harde actie. Pitzalis is al een jaar niet betaald, Merkus loopt een half jaar achter.
Spaarpot
“Dit wilden we zo niet door laten gaan,” zegt corrector Sam Pitzalis. “Ze hielden me keer op keer aan het lijntje. Altijd ging het over een adverteerder die bijna zou betalen, maar de achterstand werd nooit volledig afgedaan. Ode was mijn blad, ik stond 100 procent achter de inhoud. Ik beschouwde dat geld als mijn spaarpot, op een dag zou het wel komen. Maar toen kregen we die brief en ik vertrouwde het niet meer.”
Merkus beseft al een tijdlang dat het ooit mis zal gaan. “Maar het was ook wel een lekkere vaste klus. En ik wist dat het blad zonder Jurriaan een veel betere toekomst zou hebben. Ik dacht altijd al: als hij een keer failliet gaat, doe ik een bod op Medisch Dossier. Als wij het voortzetten zonder die management fee, dan moet ervan te leven zijn. Want voor Medisch Dossier deed Jurriaan echt niets.”
Verschillende vaste en freelance medewerkers steken de koppen bij elkaar en raadplegen een bevriende advocaat. Grijp Kamp bij de ballen, is de conclusie, laat hem spartelen door het faillissement aan te vragen. Laat hij zijn bladen dan vallen of duikt het geld alsnog op? Er schuilt heus wel ergens een zak euro’s of dollars in het spinnenweb van bedrijven en stichtingen dat Jurriaan Kamp geweven heeft. Het is nu zaak aan het juiste draadje te trekken. Zonder tijdschriften stort het hele imperium van The Optimist in elkaar, redeneren Merkus en Pitzalis als ze het faillissement aanvragen. Voor de rechter kan de zakenman niet wegkomen met mooie praatjes, de curator zal zien wat er gebeurd is en rechtzetten wat er nog recht te zetten valt.
Meer freelancers voelen zich gepiepeld, vooral als rond de Kerst op Facebook foto’s verschijnen van Jurriaan Kamp en zijn familie, onbekommerd skiënd in de sneeuw. Dat doet zeer bij iedereen die de eindjes in Nederland maar net aan elkaar kan knopen. De economische crisis heeft de freelancers in de media dan al zo lang in zijn greep dat sommigen overstappen op ander werk. Enkele medewerkers zitten door de achterstallige betalingen zo krap dat het niet meer lukt om boodschappen te doen. Ouders en vrienden moeten uitkomst bieden.
“Het was echt geen dure skivakantie,” reageert Kamp. “Vanaf ons huis zit je in drie uur rijden in de sneeuw en we zijn 1 nacht gebleven. Ik heb er geen spijt van dat ik twee dagen met mijn gezin heb doorgebracht, dat ga ik mezelf niet afnemen. En ik heb ook veel problemen van mensen opgelost.”
Coulance
Vertaler Hilde Merkus merkt dat de Britse licentiegevers van Medisch Dossier van niks weten over de Nederlandse perikelen als ze navraagt of zij vanuit het faillissement de licentie kan overnemen. Hoewel Ode zelfs bij deze cruciale leverancier een betalingsachterstand heeft gehad, blijkt deze op tijd hersteld. De Britten hebben geen problemen met Jurriaan Kamp, laten ze weten. En ze hebben het licentiecontract met de Nederlander net vernieuwd, voor zover zij weten om administratieve redenen. De uitgave van Medisch Dossier valt niet meer onder Uitgeverij Ode, maar onder de gloednieuwe Uitgeverij The Optimist.
Er zijn in die periode nogal wat Nederlanders boos op Jurriaan Kamp. De uitgever bezoekt er een aantal en belt vanuit zijn auto om zich heen, op zoek naar geld voor zijn bedrijf en coulance van schuldeisers. Blaas dat faillissement af, vraagt hij Merkus en Pitzalis, dan valt er wat te regelen en komen de achterstanden echt wel voor elkaar. “Zijn advocaat probeerde het ook. Jurriaan zei dat hij zelf ook verschrikkelijk in de problemen zat,” herinnert Merkus zich. Een andere vertaler kreeg intussen het aanbod om oude facturen weg te strepen tegen toekomstige omzet. “Kort voor de brief kwam in december 2013 kreeg ik nog opdrachten. En dat neem ik ze kwalijk, het is niet aardig dat je het zo doet. Bij mij was de achterstand een half jaar. Sommige anderen hebben ze wel betaald. Als je merkt dat het niet meer loopt, moet je niet de ene meer betalen en de ander niets. De drukker is zeker wel betaald, de btw-afdracht hebben ze gedaan. De freelancer is altijd de pineut.”
Vertaler Merkus houdt vast: “Ik zei tegen Jurriaan dat er twee manieren waren om het faillissement te vermijden. Hij kon mij de licentie op Medisch Dossier verkopen of mijn facturen betalen.”
8. Ontglipt
Kamp doet geen van de twee en het faillissement wordt op 18 maart 2014 uitgesproken. De controle over uitgeverij Ode Nederland komt in handen van de door de rechtbank benoemde curator, C. van den Bergh uit Rotterdam. Hij treft eind maart 2014 de leeggehaalde bv aan; alle relevante bezittingen, de abonneegegevens en kantoormaterialen, zijn immers al overgedaan aan The Optimist. Zo hoort het niet, constateert de curator al snel. The Optimist betaalde een te voordelige vriendenprijs en kan twee bladen op een koopje voortzetten. Van den Bergh pakt het wapen uit de kast dat zijn beroepsgroep vaker inzet: hij kan de rechtbank vragen om de eerdere overeenkomst tussen Ode en The Optimist te vernietigen. De wet verbiedt het namelijk om geld en andere bedrijfsmiddelen weg te sluizen als een faillissement in zicht is. Dit zogeheten paulianeus handelen moet elke curator onderzoeken, en deze curator komt de conclusie dat de gang van zaken niet deugt. De overnameprijs voor de abonnees is te laag in relatie tot de werkelijke waarde, houdt hij Kamp voor in het voorjaar van 2014, hoe zit dat?
Kamps antwoorden bevredigen de curator niet. Hij zal de verkoop terugdraaien, kondigt hij in de zomer aan. De uitgever/hoofdredacteur zit klem. Als Van den Bergh bij de rechter gehoor vindt, hebben The Optimist en Medisch Dossier geen abonnees meer, geen computers, geen kantoorspullen. De abonneegegevens, bij elk tijdschrift de kern waar het zakelijk om draait, zullen dan op de markt komen voor de hoogste bieder. Voor andere zingevingstitels als Happinez of Onkruid kan dat een begeerlijke prooi zijn, beseft de uitgever.
Knock-out
In de Wilhelminatoren op de Kop van Zuid in Rotterdam onderhandelen Kamp en Van den Bergh in het najaar op het scherp van de snede over een schikkingsvoorstel. De uitgever wil doorgaan met zijn nieuwe titel, die essentieel is voor zijn Nederlandse netwerk. De curator zoekt zoveel mogelijk geld, zoals de wet dat vereist. Daar hebben de schuldeisers recht op. Van den Bergh weet ook dat de procedure bij de rechtbank weliswaar Kamp knock-out kan slaan, maar dat er voor hem dan meer werk in het verschiet ligt: de abonneebestanden van de bladen hebben een waarde, zowel op de balans van de onderneming als in werkelijkheid, maar tijdschriften lijden zwaar onder de economische crisis. Of het hem zal lukken om munt te slaan uit de abonneebestanden, moet nog maar blijken. Er heeft zich nog geen enkele spontane koper aangediend voor The Optimist. Voor Medisch Dossier heeft vertaler Merkus zich gemeld, maar of dat rond te krijgen is met de Britse licentiegevers, daar is de curator niet zeker van. En de kosten van een gerechtelijke procedure moeten ook weer uit de opbrengst worden bekostigd.
Uitgever Kamp wil 60.000 euro op tafel leggen voor een minnelijke schikking. Dat is meer dan de 50.000 die hij voor het faillissement aan zijn schuldeisers aanbood, maar een mager resultaat in verhouding tot de bij de curator bekende schuld, op dat moment iets meer dan 400.000 euro. De ‘overnamesom’ van 15.000 euro is al voor de faillissementsprocedure opgegaan, er zijn geen computers en bureaus meer die Van den Bergh zou kunnen verkopen. Wel hangt er nog eens 60.000 euro boven de markt: onbetaalde rekeningen bij afnemers van de failliete uitgeverij Ode. Die inkomsten kan de curator echter niet opeisen. Het geld moet naar de Triodosbank, die zichzelf al eerder heeft ingedekt tegen de groeiende problemen met een zogeheten pandrecht: in noodgevallen kan de bank direct opeisen wat er binnenkomt en dat doet ze ook. Triodos schiet er desondanks ook voor zeker 30.000 euro bij in.
Schatkist
Van den Bergh geen andere optie dan zich bij de magere schikking neer te leggen. Doorprocederen zal de opbrengst niet veel hoger maken, schat hij in, en nog steeds is er niemand aan wie hij de abonneegegevens voor een beter bedrag kan verkopen. In overleg met de rechter-commissaris gaat hij akkoord met de schikking. Kamp belooft die in twee termijnen te betalen.
Als de curator in juli 2015 zijn vijfde openbare faillissementsverslag opmaakt, ligt de harde werkelijkheid op tafel. De boedel van de failliete uitgeverij Ode brengt € 62.841,35 op, grotendeels afkomstig uit de schikking met Jurriaan Kamp die zijn twee termijnen heeft voldaan. Aan de afhandeling van het dossier heeft de curator dan 81 uur en 54 minuten besteed, wat een kostenpost oplevert van zo’n 25.000 euro. De Belastingdienst is de eerstvolgende die aan de beurt is, en de schatkist kan de volledige vordering van € 22.232 tegemoet zien. Dan is er nog zo’n 15.000 euro over die normaal gesproken wordt verdeeld over de overige schuldeisers: zij die samen ruim 4 ton tegoed hebben. Eén van hen ziet licht aan het eind van de tunnel: een voormalige werknemer die recht heeft op achterstallig loon, in totaal € 27.550. Daar zal snel een deel van terugkomen, want zo’n vordering heeft voorrang op de andere.
Pech gehad, moet de curator in oktober 2015 laten weten. De Belastingdienst heeft zijn dossiers bijgewerkt en daarbij rolde er ook nog een vuiltje uit de btw-administratie. De fiscale claim op Ode is nu 61.740 euro en aangezien de Belastingdienst volgens de wet altijd voorgaat in faillissementen, rollen alle euro’s die de curator bij elkaar heeft geschraapt naar de algemene middelen van het rijk.
9. Slotakkoord
Op 28 maart 2014, tien dagen nadat de rechtbank het faillissement van Uitgeverij Ode heeft uitgesproken, passeert bij kandidaat-notaris Rogier van de Sandt in Utrecht de akte die het Nederlandse huis van Jurriaan Kamp en Hélène de Puy omzet in euro’s. Het is niet langer verhuurd. Hoewel de woningmarkt er niet goed voorstaat, zou een gemiddelde eigenaar een eind komen met de opbrengst van 1,2 miljoen. Het echtpaar Kamp kocht het vrijliggende pand in het lommerrijke Kralingen in december 1996 en sindsdien steeg de gemiddelde huizenprijs in het land met 220 procent.
Stil leven van de opbrengst zit er in dit geval absoluut niet in. Door de opeenstapeling van hypotheken om maar te investeren staat het pand feitelijk ‘onder water’. Er blijft een restschuld over die Kamp ooit nog zal moeten aflossen. Maar beslaglegging op de woning is nu in elk geval niet meer mogelijk.
Terwijl de molen van het faillissement traag voortmaalt, zoeken diverse personeelsleden met spoed werk met meer toekomst. Sommige freelancers wenden de steven naar andere opdrachtgevers, andere weten bij de nieuwe uitgeverij van The Optimist de schade te beperken. Ze mogen oude facturen voor Uitgeverij Ode opnieuw indienen en krijgen een deel ervan betaald, met de afspraak dat ze zich niet bij de curator zullen melden. De mensen die Kamp nodig denkt te hebben voor het vervolg, krijgen zo een voorkeursbehandeling. De nieuwe uitgeverij let in elk geval op de voordeelaanbiedingen. Abonnees ontvangen hun tijdschrift in 2014 van drie verschillende partijen.
Poen scheppen
Sam Pitzalis en Hilde Merkus rollen van de ene verbazing in de andere. Ze verwachtten dat hun faillissementsaanvraag het wankele imperium van Jurriaan Kamp zou omstoten, maar zien die hoop in rook opgaan. De curator laat de vertaallicentie voor Medisch Dossier bij de nieuwe uitgeverij en accepteert het schikkingsvoorstel dat zij veel te laag vinden. Merkus: “Ik wist niet dat een faillissement ook zo kan gaan, mensen geld door de neus boren en zelf doorgaan moet poen naar binnen te scheppen. Die vuile streek raakt me meer dan het geld.”
Maar gaat The Optimist nog lang door op de ingeslagen weg? Al voor het blad stopt met de Nederlandse editie beëindigt Kamp de huur van het kantoor in Rotterdam. Al zijn personeel werkt nu op freelance basis van huis uit, de firma is alleen nog bereikbaar via een postbus en per e-mail. In Amerika verlaat de internationale editie het kantoor in San Francisco. Alle overleg gebeurt voortaan via de videovergaderdienst Google Hangout, want in de visie van Kamp heeft een virtuele organisatie de toekomst.
Dankbaar
De uitgever schetst een zonnig perspectief. “Ik ben blij en dankbaar voor wat we hebben kunnen doen en ik zou nog dankbaarder zijn als het lukt de investeringen terug te betalen. 8 miljoen? Het zou nog wel meer kunnen zijn. Maar ik denk dat we dat in de nieuwe economie op internet terug kunnen verdienen. We zijn winstgevend en van die winst kan ik leven. Voeg er nog 20.000 leden aan toe en dan gaat het hard.” In het laatste Nederlandstalige nummer noemt hij het maken van The Optimist een voorrecht: “We maken ons samen met u graag op voor de volgende twintig jaar.” Een deel van die lezers ontwaakte ruw uit de droom toen het zomernummer in de Engelse taal op hun deurmat plofte, vergezeld van de uitleg dat dit een vorm van vooruitgang is.
Jurriaan Kamp heeft echt het beste met iedereen voor, verzekert hij: “Ik kan alle investeerders recht in de ogen kijken. En ik ben zelf de grootste investeerder. Ik weet heel goed dat er schade is ontstaan en ik heb gezegd dat ik daar verantwoordelijkheid voor draag. Ik besef en aanvaard dat vrijwel niemand gelooft dat ik nog een keer iets goeds—in financiële zin—maak van The Optimist. Maar de constructie die ik heb gemaakt, is netjes en rechtvaardig: als ik slaag, delen alle aandeelhouders en leninggevers van het verleden mee in dat succes. Na het faillissement van Ode Nederland bestaat er geen enkele juridische verplichting meer voor die constructie. Maar hij staat wel omdat dat moreel juist en netjes is.”
Behalve aandeelhouders, investeerders en leveranciers heeft hij nu echter ook lezers ongelukkig gemaakt. Zij willen hun blad niet in het Engels ontvangen, krijgt Kamp te horen. Eén abonnee blijkt zelfs bereid om in de herrijzenis van de Nederlandse editie te investeren. Zakenman Roland Pluut richt een nieuwe bv op, ODE management. Die zal de Nederlandstalige Optimist voortaan uitgeven, maar Pluut wil dan ook zeggenschap. Zijn bv neemt het eigendom van de Nederlandse titel over van stichting Winstrecht The Optimist. Jurriaan Kamp blijft zorgen voor de redactionele inhoud; hoe precies, daar moeten de komende periode nog afspraken over worden gemaakt. Pluut: “Er zal verbondenheid zijn tussen de Nederlandse en de Engelstalige editie, maar ik sta erop dat we een blad maken voor de Nederlandse maatschappij dat ook typisch Nederlandse content bevat. Als dat alleen nog in het Engels gebeurt, verdwijnt de stem van de onderstroom die mij als abonnee van het eerste uur juist zo aanstaat.”
Voor Pluut, die een achtergrond heeft in marketing, is het zijn eerste investering in een tijdschrift. Welke financiële afspraken er zijn gemaakt, willen de betrokkenen niet zeggen. Als het lukt om de Nederlandstalige editie rendabel te maken zal de stichting Winstrecht The Optimist daarvan profiteren, belooft Pluut: “Baten uit de overdracht komen bij de Stichting terecht.” Hij ziet geen verplichting om iets te betekenen voor vorderingen uit het verleden: “Eventuele claims op de Stichting Winstrecht The Optimist zijn in onze overeenkomst niet aan de orde gekomen.”
De brief aan de abonnees kijkt vooruit: “Wij hebben er veel zin in om verder te gaan. Samen met u laten we de optimistische stem van de onderstroom graag weer luider klinken!”
Zwarte ziel
Vraag anderen naar de toekomst van The Optimist en er klinken minder rooskleurige teksten dan die van Jurriaan Kamp.
De zaakwaarnemer van een bedroefde aandeelhouder: “De intentie is goed, maar hij heeft een zwarte ziel en de weg die hij bewandelt is ontoelaatbaar. In 2010 had de stekker er al uit gemoeten. Wij hebben nu in elk geval afgedwongen dat hij geen geld meer ophaalt in Nederland. Het gaat erom dat hij geen groter kwaad meer kan aanrichten.
Een voormalige redacteur: “Het blad is een herhaling van zetten, het is niet meer cutting edge. Alle bladen schrijven tegenwoordig over zingeving, meditatie, yoga en duurzaamheid.”
Een voormalige adviseur: “Je gaat als aandeelhouder niet uitventen dat je geld verloren hebt aan zo’n charlatan. Rijke mensen willen iets goeds doen met een deel van hun geld, dit leek een manier en blijkbaar mag het dan wat kosten. Ze kijken er niet zakelijk naar, het is een manier om iets terug te doen voor de samenleving.”
Een ex-medewerker: “Hier in San Francisco is het een obscuur blaadje. Vrijwel niemand wist van ons bestaan, merkte ik toen ik er werkte. Ik heb het één keer ergens zien liggen. Het verbaast me dat ze nog bestaan.”
Een voormalige vertaler: “Dat hele idee van een doorstart is onzin, alsof het daarna wel goed zou gaan. Ik ben blij dat het faillissement is doorgezet. Deze mensen moeten weten dat het zo niet kan.”
Een oud-redacteur: “Het team-Kamp heeft emotionele schade aangericht. Jurriaan en zijn vrouw zijn ieder voor 50 procent eigenaar en samen verantwoordelijk voor wat er gebeurt. De buitensporige woede-aanvallen van Hélène op medewerkers hebben voor grote conflicten gezorgd die Jurriaan dan weer moet zien glad te strijken.”
Een ex-adviseur: “Toen ik mijn rekeningen ook niet betaald kreeg, moest ik dat ook maar zien als een manier om iets voor de wereld te doen. Uiteindelijk heb ik het erbij laten zitten, ik wilde niets meer met hem te maken hebben.”
Bijlage: verantwoording auteur
Miro Lucassen heeft deze reconstructie gemaakt in opdracht van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, dat onder de naam Bedrijfsfonds voor de Pers in 2001 een lening aan Ode verstrekte voor verbetering van het blad en in 2011 een gift toekende voor digitale innovatie. De opdrachtgever en de auteur zijn overeengekomen dat het project zal worden uitgevoerd volgens de gebruikelijke journalistieke werkwijze en ethische richtlijnen zoals vastgelegd in de Code van Bordeaux en de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek.
Het Stimuleringsfonds heeft de auteur toestemming gegeven om het resultaat van het onderzoek te gebruiken voor andere journalistieke producties. Villamedia was bereid de volledige reconstructie te publiceren.
Over de zakelijke gang van zaken binnen de diverse Ode-bedrijven is beperkt informatie beschikbaar uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel in Nederland en Luxemburg. Daarnaast is gebruik gemaakt van de correspondentie tussen de uitgeverij en het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Om de schriftelijke bronnen reliëf te geven zijn van juni tot november 2015 gesprekken gevoerd met zestien direct betrokkenen bij Ode/The Optimist uit Nederland en de Verenigde Staten. Een deel van deze gesprekspartners wilde uitsluitend vertrouwelijk meewerken. Daar waren twee redenen voor:
– Mogelijke gevolgen voor de relatie met andere klanten/opdrachtgevers
– Opzien tegen nieuwe contacten met de uitgever van The Optimist als die zou reageren op de publicatie
Sommige voormalige betrokkenen wilden niet meewerken aan de publicatie uit loyaliteit jegens het blad. Deze voormalige personeelsleden hebben een bescheiden aandeel in de stichting Winstrecht The Optimist en hopen ooit nog iets terug te zien van hun verliezen. Eén ex-medewerker had een zeer opmerkelijke motivatie om geen gesprek te willen voeren: “Ik krijg nu al buikpijn als ik eraan denk.”
Oprichter, uitgever en hoofdredacteur Jurriaan Kamp was aanvankelijk niet bereid mee te werken aan de research. Hij adviseerde zijn zakenrelaties om geen informatie te verstrekken. Dit heeft de voortgang van het project gehinderd. Aan de vooravond van het afronden van de publicatie wilde Kamp toch een deel van de vragen te beantwoorden. Hij heeft inzage gehad in de passages waarin hij aan het woord komt en zijn commentaar daarop is verwerkt in de uiteindelijke tekst. Kamp stelt dat de berekende schuld niet in de juiste omvang is weergegeven, maar hij is niet bereid om daar een eigen berekening tegenover te plaatsen of nadere informatie te verschaffen. Andere betrokkenen uit de kring van aandeelhouders en medewerkers vinden de berekende omvang van de verliezen plausibel op basis van de hen bekende informatie.
Bijlage: verantwoording Stimuleringsfonds voor de Journalistiek
Niet alle projecten waar het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek subsidie aan verleent worden een nieuwe Blendle of Follow the Money. Dat hoort bij innovatie. Het kan zelfs gebeuren, dat we een extra subsidie verlenen, als aannemelijk wordt gemaakt dat een veelbelovend project nog een zetje nodig heeft, daar zijn we voor, dat heeft het Fonds gedaan in het geval van Ode.
Maar in alle gevallen moet worden aangetoond dat het subsidiegeld is besteed aan de zaken waarvoor het was bedoeld. We hebben accountants die dat voor ons controleren en bureaus die voor ons bemiddelen als er subsidiegeld moet worden terug betaald.
Dat gaat bijna altijd goed. Maar bij het blad Ode is meerdere keren vanuit het Fonds vergeefs geprobeerd om afspraken te maken over terugbetaling van een verleend krediet. We willen op z’n minst dat de subsidie ontvanger openheid biedt over zijn boekhouding in het algemeen en de besteding van de subsidie in het bijzonder. In het geval van Ode kwam die openheid niet, bleek de aanvrager zich in de VS te hebben gevestigd en stuitten we op een steeds ondoorzichtiger web van BV’s.
We vroegen het onze evenknie in de VS, the Knight Foundation, wat zij doen in zo’n geval. Zij vertelden dat ze dan een onderzoeksjournalist inschakelen. Dat leek ons een goed idee. Als alle vriendelijke verzoeken, mails, brieven en aanmaningen stranden, dan is er altijd nog journalistiek en dat past bij ons Fonds.
Dit verhaal is het resultaat van de zoektocht van onderzoeksjournalist Miro Lucassen. Voor de goede orde: het Fonds heeft hem voor deze publicatie betaald. We wilden graag weten hoe het zat met Ode. Het is goed dat het hier wordt gepubliceerd, want Lucassen heeft zijn verhaal geschreven om gelezen te worden. Wij zullen van onze kant blijven proberen om met Jurriaan Kamp eerlijke afspraken te maken.